Studiekosten ter discussie
Mag een werkgever de studiekosten van een beroepsopleiding terugvorderen van een werknemer? Het Gerechtshof Den Haag heeft hierover vragen gesteld aan de Hoge Raad.
In de uitspraak Muller/Van Opzeeland uit 1981 heeft de Hoge Raad zich gebogen over de vraag onder welke omstandigheden een studiekostenbeding rechtsgeldig is. Hoge Raad oordeelde dat zo’n beding rechtsgeldig is, mits:
een periode is vastgesteld waarin de werkgever baat heeft van tijdens de studiewerkzaamheden verworven kennis en vaardigheden; en
bepaald is dat loon over de studieperiode terugbetaald moet worden als de dienstbetrekking tijdens of onmiddellijk na afloop van de studieperiode eindigt; en
de terugbetalingsverplichting naar evenredigheid vermindert.
Omdat het forse consequenties kan hebben, moet het studiekostenbeding en de gevolgen daarvan duidelijk uiteengezet worden (derhalve schriftelijk).
Of een studiekostenbeding rechtsgeldig is wordt sinds 1 augustus 2022 ook bepaald door artikel 7:611a BW. Als op grond van dat beding ook loon moet worden terugbetaald, dan moet het studiekostenbeding óók voldoen aan de voorwaarden van het arrest Muller/Van Opzeeland. Of dat laatste ook geldt als alleen studiekosten – niet ook loon – moeten worden terugbetaald, is onduidelijk. Het verdient echter aanbeveling om ook die laatste bedingen aan de eisen van Muller/Van Opzeeland te laten voldoen.
Specifiek over de vraag of de werkgever gehouden is deze beroepsopleiding kosteloos aan te bieden op grond van artikel 7:611a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. De antwoorden van de Hoge Raad kunnen verstrekkende gevolgen hebben voor de relatie tussen werkgevers en stagiaires. Dit geldt voor arbeidsovereenkomsten zowel binnen als buiten de advocatuur.
Conflict : studiekostenbeding en arbeidsovereenkomst
In deze zaak gaat het om een advocaat-stagiaire die in juni 2022 in dienst trad bij een advocatenkantoor met als ontbindende voorwaarde dat ze uiterlijk 1 december 2025 de Beroepsopleiding Advocatuur afrondt. De arbeidsovereenkomst bevat een studiekostenbeding: als de stagiaire vóór die datum uit dienst treedt, moet zij in bepaalde gevallen de gemaakte studiekosten terugbetalen. De advocaat-stagiaire is echter van mening dat dit beding niet rechtsgeldig is. Om deze reden heeft ze hoger beroep ingesteld nadat de kantonrechter haar ongelijk gaf.
Interpretatie van rechtsregels door de Hoge Raad
Het gerechtshof heeft drie belangrijke vragen aan de Hoge Raad voorgelegd, die verband houden met de verplichting van de werkgever tot het kosteloos aanbieden van de beroepsopleiding aan advocaat-stagiaires.
- Ten eerste, of de Beroepsopleiding Advocatuur gezien kan worden als een noodzakelijke opleiding in de zin van de wet.
- Indien ja, vraagt het hof in de tweede plaats of de werkgever deze opleiding dan altijd kosteloos moet aanbieden.
- Tot slot, vraagt het hof of de wetgeving rondom de Beroepsopleiding Advocatuur impliceert dat werkgevers verplicht zijn om de opleiding gratis aan te bieden aan stagiaires.
Vervolg van de zaak
De behandeling van de zaak ligt voorlopig stil in afwachting van de antwoorden van de Hoge Raad. Zodra deze antwoorden binnen zijn, zal het hof de zaak weer oppakken en een eindbeslissing nemen.
Wat betekent dit voor werkgevers en stagiaires?
Deze zaak kan verstrekkende gevolgen hebben. Als de Hoge Raad bepaalt dat werkgevers verplicht zijn om noodzakelijke opleidingen kosteloos aan te bieden, zou dit een einde kunnen betekenen voor veel studiekostenbedingen. Werkgevers in de advocatuur en andere sectoren zullen hun arbeidsovereenkomsten mogelijk moeten aanpassen om aan deze juridische normen te voldoen.
Heeft u vragen over studiekostenbedingen in uw bedrijf? Neem dan contact met ons op!
Onze juridische experts helpen u graag verder.
Ga terug naar het overzicht